Title
|
|
|
|
De vertegenwoordiging bij rechtsdaden: een onderzoek naar de feitelijke handelingen met rechtsgevolg die rechtens hebben te gelden als de handelingen van een ander
| |
Author
|
|
|
|
| |
Abstract
|
|
|
|
Een verjaringsbezitter heeft enkele maanden na de eenzijdige inbezitneming (geschied zonder recht noch titel) een erfpacht gevestigd op het bezeten goed. Hij is dan vertrokken naar het buitenland en is meer dan 30 jaar niet in België geweest. Toch blijft hij bezitter en kan hij beroep doen op de verkrijgende verjaring. Het college van bestuurders van een vennootschap besluit om een overeenkomst eenzijdig te ontbinden, maar later blijkt dat er geen ernstige wanprestatie door de wederpartij is geweest. De vennootschap, niet het college van bestuurders, wordt aansprakelijk gesteld. Een suikerraffinaderij, behorend tot een grote industriële groep, slaat grote hoeveelheden bietenpulp op in een groot reservoir, dat grenst aan een belangrijke rivier. De plaatselijke directeur heeft maandenlang reparaties aan de dijk tussen het reservoir en de rivier uitgesteld om te vermijden dat de raffinaderij dit jaar verlieslatend zou zijn. Op een slechte dag breekt de dijk en tientallen tonnen bietenpulp stromen in de rivier, met belangrijke vissterfte tot gevolg. Zowel de directeur als de suikerraffinaderij kunnen strafrechtelijk en burgerrechtelijk aansprakelijk zijn voor de vervuiling. Wat hebben deze gevallen gemeen? In de eerste plaats is duidelijk dat zij alle een bijzondere groep van handelingen betreffen. Het zijn geen rechtshandelingen, maar tegelijkertijd zijn ze ook slecht op hun plaats bij de rechtsfeiten. Er is immers telkens een bepaalde wil of minstens geestesingesteldheid (bv. goede of kwade trouw) nodig: de bezitswil bij het bezit in het eerste geval, de subjectieve component van de fout en van het misdrijf in de twee andere gevallen. Zij benaderen dienvolgens de rechtshandelingen, die immers ontstaan uit een op rechtsgevolg gerichte wil, zonder evenwel zonder meer aan het regime van de rechtshandelingen onderworpen te kunnen worden. De vereiste van een wil of geestesingesteldheid leidt er dan weer toe dat ze verschillen van andere rechtsfeiten, waar een wil of geestesingesteldheid overbodig is. Ze vormen een overgangscategorie tussen de rechtshandelingen en de loutere rechtsfeiten. Men kan hen ‘rechtsdaden’ noemen. Daarnaast wordt in elk van de besproken gevallen een rechtsdaad (minstens deels) toegerekend aan een persoon die de rechtsdaad strikt genomen niet gesteld heeft: de bezitsdaden van de erfpachter worden toegerekend aan de afwezige bezitter; de (contractueel) onrechtmatige daad van het college van bestuurders wordt toegerekend aan de vennootschap; het misdrijf en de (buitencontractueel) onrechtmatige daad van de directeur worden toegerekend aan de grote industriële groep, hoewel ook de directeur zelf niet aan aansprakelijkheid ontsnapt. Dit gelijkt zeer sterk op de vertegenwoordiging die men bij rechtshandelingen ziet, en die ook vaak voorbehouden wordt aan rechtshandelingen. De voorliggende bijdrage is dan ook bedoeld om na te gaan hoe de rechtsdaden zich verhouden tot de rechtshandelingen en de rechtsfeiten (in de strikte zin). Ze bespreekt de definitie en het regime van de rechtsdaden, en onderzoekt in het bijzonder in welke mate zij voor vertegenwoordiging (gewoonlijk voorbehouden voor rechtshandelingen) vatbaar zijn. |
| |
Language
|
|
|
|
Dutch
| |
Source (journal)
|
|
|
|
Tijdschrift voor Belgisch burgerlijk recht. - Brussel, 1987, currens
| |
Publication
|
|
|
|
Brussel
:
2020
| |
ISSN
|
|
|
|
0775-2814
| |
Volume/pages
|
|
|
|
8
(2020)
, p. 451-467
| |
Full text (open access)
|
|
|
|
| |
Full text (publisher's version - intranet only)
|
|
|
|
| |
|