Publication
Title
De functie en criteria van het intergenerationeel versterferfrecht
Author
Abstract
Wanneer een erflater geen (geldig) testament heeft gemaakt, duidt het versterferfrecht de erfgerechtigden in zijn nalatenschap aan. Het versterferfrecht doet dat op basis van formele, juridische criteria. Voor erfaanspraken tussen ouders en kinderen, of intergenerationele erfaanspraken, is juridisch ouderschap bijgevolg het enige aanknopingspunt. Juridisch ouderschap door afstamming of adoptie is noodzakelijk voor een kind om te erven van zijn ouder. Feitelijke relaties, zoals een biologische afstammingsband, een stief- of zorgrelatie, brengen geen versterferfaanspraken teweeg. Tegelijk is juridisch ouderschap voldoende voor een kind om te erven van zijn ouder. Het kind met een juridische afstammingsband wordt tot de nalatenschap van zijn ouder geroepen, ongeacht of het behoeftig is, een bijdrage heeft geleverd aan (de instandhouding van) het vermogen van de ouder of een goede relatie met de ouder onderhield tijdens zijn leven. Thans is er echter een verruimd begrip van wat een familie is. Het antwoord op de vraag wie de ouders van een kind zijn, is daardoor niet meer zo eenduidig. Als familiale relaties worden vandaag ook relaties waarvoor ouders en kinderen zelf kiezen, begrepen, bijvoorbeeld in de context van nieuwe voortplantingstechnieken en nieuw samengestelde gezinnen. Het is evenwel niet altijd mogelijk of wenselijk om deze relaties ook juridisch vorm te geven, en soms gebeurt dat gewoonweg niet. Bij gebrek aan juridisch ouderschap kunnen deze ouders en kinderen niet van mekaar erven volgens het versterferfrecht. De toepassing van het discriminatieverbod in het erfrecht vereist nochtans dat vergelijkbare familiale relaties in principe zouden leiden tot gelijke versterferfaanspraken (o.a. EHRM Marckx/België). In andere rechtssystemen en -domeinen heeft het discriminatieverbod reeds geleid tot andere criteria voor intergenerationele solidariteit bij overlijden. Dit doet vragen rijzen naar het criterium van juridisch ouderschap in het intergenerationeel versterferfrecht. Welke relaties vergelijkbaar zijn, hangt echter af van welke functies het versterferfrecht zou moeten nastreven. Met als leidraad de discriminatietoets is in dit onderzoek in kaart gebracht welke functies intergenerationele versterferfaanspraken zouden moeten hebben in de hedendaagse maatschappij, en welke criteria bijgevolg intergenerationele versterferfaanspraken zouden moeten impliceren. Het onderzoek reikt een kader aan voor een update van het intergenerationeel versterferfrecht, dat vertrekt vanuit de vermoedelijke wil van een gemiddelde en zorgvuldige erflater en steunt op drie pijlers: een continuïteitsfunctie, onderhoudsfunctie en compensatiefunctie. Vanuit een functionele benadering worden daarbij per functie telkens de relevante criteria voor intergenerationele versterferfaanspraken bepaald en getoetst op hun inpasbaarheid in het erfrecht. Daarbij gaat er ook aandacht naar de verhouding tussen de functies onderling.
Language
Dutch
Publication
Antwerpen : Universiteit Antwerpen, Faculteit Rechten , 2023
Volume/pages
995 p.
Note
Supervisor: Swennen, Frederik [Supervisor]
Supervisor: Barbaix, Renate [Supervisor]
Full text (publisher's version - intranet only)
UAntwerpen
Faculty/Department
Research group
Publication type
Subject
Law 
Affiliation
Publications with a UAntwerp address
External links
Record
Identifier
Creation 22.09.2023
Last edited 17.10.2024
To cite this reference